Wikkie & Wokkie
en de Mysterieuze Veren

Voorwoord
Ter viering van het pensioen van onze vader Jan Rijpstra, hebben wij besloten om in zijn voetsporen te treden. Als kinderen werden wij door onze vader naar bed gebracht en bedacht hij ter plekke de verhalen die hij vertelde. De kabouters Wikkie en Wokkie speelden hierin altijd de hoofdrol en beleefden de meest spannende avonturen.
Dit boek vertelt het verhaal van Jan de Pauw, die op verschillende plekken een aantal veren verliest of achterlaat. De veren worden door een bont gezelschap van dieren gevonden.
De avonturen die de dieren beleven, kijken met een knipoog terug naar alles wat hij tijdens zijn werkende leven heeft meegemaakt.
Sanne, Pien en Thomas
november 2024
I
Wikkie & Wokkie

Ergens in een groot bos, in een prachtige uitgebouwde paddenstoel, sliepen Wikkie en Wokkie samen in één bed. Daar hadden ze bewust voor gekozen want het was én gezellig maar ook heel handig. Als er avonturen waren en problemen opgelost moesten worden, dan konden ze in bed nog even met elkaar sparren. Super handig.
Die ochtend werden ze, al voordat de zon opkwam, beide wakker met een raar gevoel in hun buik. Er ging iets gebeuren vandaag. Ze voelden het van hun kruintje tot aan hun tenen.
Samen liepen ze naar beneden en Wikkie maakte heerlijke eikeltjesthee klaar en Wokkie zorgde voor wat te eten. Bij hun prachtige uitgebouwde paddenstoel hadden ze ook een heerlijk tuintje waar ze de zon op konden zien komen.
Hier gingen ze zitten en dronken ze in stilte hun eikeltjesthee. “Het is een beetje als stilte voor de storm’ zei Wokkie. Wikkie vond dat ook, maar sloot toch even zijn ogen om van de stralen van de wakker wordende zon te genieten. Wokkie volgde zijn voorbeeld.
Op het moment dat ze beide eigenlijk een beetje aan het dommelen waren werd er hard op de deur geklopt. Het was Els de Eend. Ze was nog steeds alleen, maar had dit keer wat in haar vleugels.
“Hoi Els, wat kom je doen zo vroeg in de morgen?” zei Wikkie. “Is er iets aan de hand?”
Els was een beetje buiten adem van het stukje rennen. Sinds ze alleen was had ze niet veel extra bewogen en daar had ze nu wel wat last van.
“Oh Wikkie, het spijt me dat ik zo vroeg aan de deur sta, maar ik wist mij echt geen raad”. “Ik heb iets gevonden, maar ik weet niet wat ik er mee aan moet..”
“Kom eerst maar eens even mee naar de tuin Els” zei Wikkie. “Dan kun je daar je verhaal vertellen onder het genot van een kopjes eikeltjesthee”.
Els liep om het huisje heen, ze was immers te groot om door het kleine deurtje van de kabouters te passen, en kwam zo in het tuintje terecht.
Ze had nog steeds iets bij zich, wat ze goed vasthield. “Wat heb je daar?” vroeg Wokkie nieuwsgierig. “Nou, dat is een heel verhaal waar je maar eens goed voor moet gaan zitten” zei Els.
Op het moment dat Els wilde beginnen met vertellen werd er weer op de deur geklopt. Wikkie liep wat sneller naar de voordeur want het kloppen werd bonken. “Ik kom eraan!” riep hij.
Toen hij de deur opendeed stond daar Eisbert IJsvogel. Hij keek wat onzeker uit zijn ogen. “Hallo Wikkie” zei Eisbert. “Ik heb iets gevonden wat ik graag terug wil geven”. “Zouden jullie mij hiermee willen helpen?”
“Maar natuurlijk” antwoorde Wikkie. “Loop maar even mee naar de tuin”. “Els de Eend is ook net aangeschoven”. Eisbert liep langs Wikkie naar binnen. Wikkie wilde de deur net dichtdoen, maar merkte dat de deur wat klemde. Met al zijn kracht duwde hij tegen de deur aan.
“Aie! Sacreblue” hoorde hij vanachter de deur. Hij opende de deur en tot zijn grote verbazing stond daar Dennis de driftkikker.
Wrijvend over zijn zere pootje die tussen de deur bleek te zitten. Wokkie fronste. Dennis verlaat niet vaak zijn groene vijver, dus daar moet ook echt wat aan de hand mee zijn.
“Ik heb, denk ik, jullie hulp nodig” zei Dennis met een prachtige Franse tongval. “Nou, wij kunnen je vast wel helpen denk ik” zei Wokkie. “Loop maar met mij mee”.
Toen Els, Eisbert, Dennis, Wikkie en Wokkie allen met een kopje thee in de tuin zaten, en klaar waren om ieders verhaal aan te horen, verscheen er ineens een klein bultje zand net naast Dennis de driftkikker. Hij schrok zich een hoedje en sprong een gat in de lucht.
“Oelala” riep hij! Manual de Marmot stak zijn hoofd door het tunneltje wat hij gegraven had en verontschuldigde zich voor zijn ongewone binnenkomst.
Nog maar net van de schrik bekomen hoorde ze luid gekraak boven hun hoofden.
Wikkie en Wokkie keken naar boven en zagen hoe Evert de Eenhoorn met een acrobatische beweging van de ene tak naar de andere sprong en met een sierlijke buiging naast Dennis op de grond terecht kwam. Dennis sprong wederom een meter de lucht in van schrik en trok wit weg.
Wat een drukte van jewelste in de tuin van Wikkie en Wokkie. De twee kabouters keken rond de tafel en besloten eens goed te luisteren naar al hun vrienden. Misschien dat ze na al die verhalen erachter konden komen waar de vrienden hun hulp bij nodig hadden.
“Zeg Wikkie” zei Wokkie zachtjes. “Moeten we niet ook onze wijze vriend Neil Nachtuil erbij vragen? Die weet altijd zoveel en kent iedereen in het bos”. “Ja, Wokkie, dat is een goed idee. Roep jij hem? Een beetje hard wel, want hij ligt vast nog te slapen”.
Wikkie zetten zijn handen tegen zijn mond, als een soort koker, en maakte een roepend geluid: “OEHOOOEEEEE, OEHHOOOEEE…..” Het bleef even stil en net toen Wikkie het nog een keer wilde proberen, hoorde ze het zware geluid van de grote vleugels van Neil. Hij streek neer op de grote tak boven de paddenstoel van Wikkie en Wokkie.
“Fijn dat je kon komen Neil” zei Wokkie. “We kunnen je hulp goed gebruiken”.
Neil knikte. Hij had een klein ochtend humeurtje, aangezien hij normaal pas wakker wordt als het donker is. “Ik wilde toch al langs komen om jullie iets te vertellen over wat ik heb meegemaakt” mompelde hij met een zware stem. “Dus het is goed dat je me wakker maakte”.
Iedereen nam plaats aan de grote tafel in de achtertuin van Wikkie en Wokkie. De kabouters kropen naast elkaar en keken Els verwachtingsvol aan. Zij was immers de eerste die om hulp had gevraagd.
Els haalde het voorwerp onder haar vleugels vandaan en de ogen van Wikkie en Wokkie werden groter en groter.

II
Els de Eend

Op de schoot van Els de Eend lag een lange prachtige veer. Het had de kleuren groen en blauw en bovenaan leek het alsof een oog hen een knipoog gaf.
Wikkie en Wokkie kwamen dichterbij en bekeken de veer aandachtig. Ze hadden nog nooit zoiets gezien. Bovenaan de veer was een zilvergrijze glans te zien, misschien zelfs wel bijna wit.
“Waar heb je dit vandaan Els?” vroegen Wikkie en Wokkie tegelijkertijd. “Zoiets hebben we nog nooit hier in het bos gezien!”
“Nou, achter deze veer zit een verhaal” zei Els. “Het is mij allemaal ter oren gekomen toen ik op zoek was naar mijn man. Hem heb ik uiteindelijk niet gevonden, maar deze veer heb ik bewaard en meegenomen”. “Wauw” zei Wokkie. “Waar ben je dan naar toe gegaan?”
“Och, ik heb zo veel gezien van ons prachtige bos, maar ik wil jullie zeker even vertellen waar ik deze mysterieuze veer heb gevonden” zei Els de Eend.
Op een ochtend werd ik wakker en zag dat mijn man niet meer naast mij in de vijver zat. Ik keek overal, maar kon hem toch echt niet vinden. Er lag een briefje waarop stond: “Met de noorderzon vertrokken..”
Hier was ik het natuurlijk niet mee eens. We zouden samen deze dingen doen, dus ik dacht: Ik pak mijn spullen en ga op zoek.
Na een tijdje vliegen werd ik moe. Ik wist niet zo goed welke kant ik op moest en waar ik eigenlijk naar toe wilde. Ik kwam aan de rechterkant van het bos uit en heb daar een tijdje even rustig gezeten.
Op een gegeven moment kwam er een wat gezette reiger naast mij staan. Hij had mij al een tijdje in de gaten gehouden en vroeg zich af of het wel goed met mij ging.
Ik vertelde hem over mijn zoektocht en dat ik nu eigenlijk niet wist waar ik heen moest. Ik had een vaste plek nodig waaruit ik kon reizen.
De reiger keek mij aan, stelde zich voor als Rien de Reiger en vertelde mij dat het waarschijnlijk het lot moest zijn dat we elkaar zouden treffen. Hij had wel een prachtig nest voor mij, midden in het bos waar ik mocht wonen, zodat ik een plek had waarin ik kon beslissen welke kant ik op zou gaan. Rien had wel meerdere plekken in het bos waar hij wel wat mee kon, maar deze was toch echt perfect voor mij.
Het leek me te mooi om waar te zijn. Uiteraard ging ik op dit aanbod in.
Nou, dat heb ik geweten! Rien de Reiger met het verzakte nest, die echt niet verder kon zakken en wat denk je? Dat kon toch! Naarmate het nest steeds verder zakte, werd de bodem van het nest zichtbaar. In die tijd was ik erg druk. Ik vloog naar uithoeken van het bos om daar te zoeken naar mijn man. Ik sliep op de mooiste plekken en heb belangrijke mensen ontmoet. Ik was veel weg maar elke keer als ik terugkwam zag ik dat het nest steeds een stukje verder zakte. Om gek van te worden!
Op een gegeven moment wist ik niet meer wat ik moest doen. Ik kon het nest niet tegenhouden in zijn verzakking, maar ik had hier toch wel wat over te zeggen. De volgende dag zou ik eens even op de koffie gaan bij deze reiger want hier was ik toch niet van gediend. Ik zou eens even een hartig woordje met hem spreken.
Toen ik de volgende ochtend wakker werd, voelde er iets anders. Het nest leek steviger te zijn en niet meer verder te zakken. Ik ging naar buiten en zag dat er takken en extra veren onder het nest waren geschoven. Hierdoor stond het nest nog wel erg scheef maar kon het niet meer verder zakken. Wat een oplossing! Naast de takken vond ik deze veer.
Ik besloot de veer te houden en mee te nemen als waarschuwing ver uit de buurt van reigers te blijven”.
Wikkie en Wokkie zuchtten diep. Ja, sommige dieren hadden het niet altijd goed voor met anderen, maar het dier wat de veer had verloren, was blijkbaar erg behulpzaam en vriendelijk. Ze waren erg benieuwd naar de andere verhalen.
III
Dennis de Driftkikker

Ah oui oui oui. Wat een verhaal. Tres belle! O-oh c'est magnifigue!" zei Dennis de Drifkikker. "Dan zullen jullie zeker ook wel willen weten waarom -ik- hier ben eh?"... Daarop keek Dennis de kring rond.
Iedereen keek hem verwachtingsvol aan. Maar Dennis zei verder niets. Hij bleef de kring rondkijken en zijn hoofd liep steeds roder en roder aan.
"Non?! Niemand die wat zegt? Dan niet zeg! Sacre blue!"
Snel stond Wikkie op en rende naar de keuken. Hij kwam terug met een dicht ingepakt pakketje en een stoffen zak. Hij gaf het pakketje aan Dennis en de stoffen zak aan Wokkie.
"Ah!!! Wikkie, wat is dit voor lekkers?" zei Dennis terwijl Wokkie de inhoud van de stoffen zak uitdeelde aan de andere dieren.
Dennis begon het pakketje uit te pakken, terwijl z'n hoofd steeds weer wat meer z'n eigen groene kleur terugkreeg. Toen hij zag wat hij had gekregen, keek hij glunderend op en zag alle andere dieren met een wasknijper op hun neus.
"We hadden deze Franse kaas al heel lang in ons huisje en we wachten op het juiste moment om die op tafel te zetten. We zouden graag ook jouw verhaal willen horen Dennis!" zei Wokkie. De rest van de dieren knikten instemmend.
"Ah oui, wat heerlijk! Eerlijk!" zei Dennis
"Nou dan begin ik maar...”
"Zoals jullie weten wonen kikkers niet in een boom, maar in het water. Tegenwoordig woon ik al jaren in de grote vijver in het bos, maar vroeger woonde ik in de rivier de Seine, die dwars door de Franse hoofdstad Parijs loopt."
"Op een dag lag ik, zoals altijd eigenlijk, lekker in het zonnetje te genieten van een glaasje wijn met wat geurende kaasjes en een kakelverse baguette. Echt genieten, zoals wij kikkers kunnen doen. Op mijn blad lag ik te dobberen en te kijken naar alles wat langs kwam in de Seine. Grote en kleine schepen, vogels en vissen, je kijkt de hele dag je ogen uit.... Soms dommel ik eventjes weg en wordt dan vanzelf weer wakker om een hapje kaas te nemen."
Terwijl Dennis dit zei, was hij druk bezig met de Franse kaas. Steeds weer sneed hij een stukje voor zichzelf af. Dan, bliksemsnel, schoot hij z'n tong naar buiten tegen het stukje kaas en dat verdween dan zo in z'n mond. Wikkie en Wokkie konden hun ogen niet geloven. Alsof er niets aan de hand was, ging Dennis verder met zijn verhaal.
"Op een gegeven moment was ik aan het dommelen en hoorde ik iemand uit een schip die wat boos leek te zijn. Ik verstond het niet goed, maar het was een beetje alsof hij een ijsje wou hebben, maar dat niet mocht. Ik zag een raampje open staan en precies terwijl het schip langs mijn blad voer werd er iets uit het raampje gegooid."
"Voor ik begreep wat er gebeurde zag ik het steeds sneller op mij af komen en... BONK... alle lichtjes gingen uit." Dennis keek droevig op.
"Wat er uit het raampje werd gegooid was heel hard op mijn hoofd gekomen. Ik was bewusteloos. Toen ik wakker werd had ik heel erg hoofdpijn en keek naast me…. Al mijn lekkernijen dreven in het water! Mijn heerlijke lunch! Langzaam maar zeker dreef alles verder en verder van m’n blad af. Ik probeerde er bij te komen, maar mijn armpjes waren te klein. Mijn wangen bolden op en werden rood! Ik voelde me kwader en kwader worden… Ik zou degene vinden die mij dit had aangedaan!"
“Ik keek om me heen om te zien of ik misschien iets kon gebruiken om mijn hapjes uit het water te vissen. Naast mij lag een grote veer, die kon ik vast gebruiken! Toen zag ik ineens op de rand van mijn blad een glimmend voorwerp liggen. Dit was vast wat mij geraakt had! Het was een gouden ring!”
“Plat op mijn buik, kroop ik zo voorzichtig mogelijk over mijn blad naar de rand. Ik moest die ring hebben, maar ik wou niet dat hij de Seine in ging. Pootje voor pootje kwam ik dichterbij. Ik stak mijn arm uit en toen….gleed de ring zo de Seine in. Sacre blue! Die was ik dus zeker weten kwijt!”
Hierop keken Wikkie & Wokkie elkaar verrast aan.
“Hoe bedoel je Dennis? Jij kan toch zo de Seine induiken om de ring op te vissen?”
Dennis keek wat ongemakkelijk naar beneden.
“Nou…nee…ik kon namelijk helemaal niet duiken. Nooit geleerd! Ik bleef altijd op mijn blad of in het ondiepe. Maar de ring, die lag nu op de bodem.”
“Het was zo frustrerend om de ring daar te zien liggen. Zo dichtbij, maar ook juist zo ver weg. Wat was ik nou voor kikker, die niet eens kan duiken! Ik werd bozer en bozer tot ik het niet meer in kon houden en een enorme brul uitliet.”
“BwaAAaaaAAaaAAAaaaAAH”
“Over de hele Seine was het te horen. Van schrik vlogen overal vogels uit het riet omhoog. Ik ging droevig op mijn blad zitten. Zonder lekkernijen en zonder ring.”
“Totdat ik ineens iemand hoorde vragen: ‘Was die enorme brul van jou?’ Ik keek rond en zag een grote vis die met z'n kop uit het water stak."
“Hoi! Ik ben Karper Diem!” zei de vis. “Wat is er allemaal aan de hand?”
“Ik vertelde hem het hele verhaal: van mijn hapjes, de ring en… dat ik niet kon duiken.”
“Ha-ha-ha-ha!” Karper Diem begon te schudden met z’n hele lijf. “Nou daar kan ik je vast bij helpen!”
“Echt?” vroeg ik. “Wil je de ring voor mij opduiken?”
“Nou dat gaat moeilijk lukken, want ik ben een karper en heb alleen maar vinnen. Maar ik kan iets veel beters!” zei Karper Diem.
Ik keek hem niet begrijpend aan.
“Ik ben namelijk zwemleraar van beroep! Ik kan je leren duiken!”
Zo gezegd. Zo gedaan.
We begonnen direct met de lessen en Karper Diem leerde me snel de fijne kneepjes van het duiken. En zo kwam het dat ik, dankzij Karper Diem, eindelijk een volwaardige kikker was. Een kikker die kon zwemmen, duiken en natuurlijk ook heerlijk op z’n blad in de zon kon genieten van allerlei lekkernijen.
“En de ring?” vroeg Wokkie. “Heb je die nog kunnen opduiken?”
Dennis keek ondeugend naar Wokkie en frutselde in z'n knapzak. Hij legde z’n gesloten hand op tafel en… toen hij zag dat iedereen vol verwachting zat te kijken, opende hij z’n hand.
"Wat een mooie ring!” riep Els. “Maar… ik kan me niet voorstellen dat iemand die expres uit het raam heeft gegooid”.
“Nee, ik denk dat je daar gelijk in hebt.” zei Dennis terwijl hij opnieuw in z’n knapzak graaide. Nu pakte hij de veer eruit. Het was dezelfde veer als die Els had laten zien.
“Zonder de ring had ik nooit een reden gehad om te leren duiken en had ik nooit Karper Diem ontmoet die mij het kon leren. Ik wil graag de ring teruggeven aan wie hem is verloren en hen bedanken voor mijn avontuur en misschien heeft diegene ook nog wel een mooie beloning ervoor over ha-ha!" zei Dennis terwijl hij de laatste stukjes van de kaas bliksemsnel naar binnen werkte.
“En zo niet…ach… c’est la vie.”

IV
Evert de Eekhoorn

Evert de Eekhoorn nam het woord. "Mijn goede vriendin Els had me in vertrouwen genomen over Werner zijn vertrek. Ze kon niet geloven dat hij haar echt verlaten had. Vol goede moed stelde ik aan Els voor om voor haar op zoek te gaan naar Werner. Ik wilde toch wat familie in het noorden van het bos bezoeken. Daar was het wat minder druk, en meer ruimte, zodat ik Werner misschien wat sneller zou kunnen vinden.
Zo gezegd, zo gedaan. Ik reisde licht en snel, springend van tak naar tak, hoog in de bomen boven de grond. Ondanks dat ik maar 3 pootjes heb, ben ik de snelste eekhoorn van het bos. Ieder jaar doe ik mee met de boswedstrijden en standaard win ik de eerste prijs voor het takspringen voor dieren met een beperking.
Tijdens mijn reis keek ik steeds goed rond of ik iets zag wat leek op Werner. Voordat ik het wist, kwam ik aan in het noorden van het bos. Het bos was hier een stuk minder vol en had uitgestrekte weides. Ik keek om me heen. Ik spitste mijn oren en vroeg me af wat het noorden van het bos toch zo anders maakte dan het deel waar ik woonde.
Ineens wist ik het! Het was hier zo stil. Zo rustig en vredig. Langzaam vertraagde mijn hartslag en ademhaling. Ik voelde me met de minuut meer ontspannen en op mijn gemakje vervolgende ik mijn zoektocht naar Werner de Woerd.
Ik sprak met ieder dier wat ik tegenkwam, maar niemand bleek Werner te herkennen. Totdat ik struikelde over een hoopje zand en een geïrriteerde Mozart Mol me aansprak.
Of ik wel even heel snel, de ingestorte gang kon repareren, want Mozart stond op het punt om naar het zuidoosten te verhuizen om te overwinteren en had zijn holletje verhuurd. Hij kon dus geen beschadigingen gebruiken. Ik was gelukkig heel handig en had binnen no time het ingezakte gangetje gemaakt.
Mozart bood aan een drankje voor me te halen en we kletsen nog wat na over de verhuizing. Hij vertelde dat hij niet alleen naar het zuidoosten zou vertrekken, maar dat hij met zijn nieuwe liefde Werner dit avontuur was aangegaan. Mijn mond viel open van verbazing. Dat was dus de reden dat Werner weg was gegaan.
Ik zuchtte diep, want ik zag er nu al tegen op om dit nieuws aan Els te vertellen.
Mozart zei me gedag, want hij moest snel nog zijn laatste spullen pakken en ik hoorde mijn buikje rommelen. Ik had afgesproken om bij mijn familie, die in de buurt woonde, te gaan eten en via de boomtoppen bereikte ik het mooie hol van mijn tante Elly.
Een gezellig tafereeltje speelde zich af in het hol van de familie Eekhoorn. De beukennootjes popten op het vuur en buiten stond de barbecue aan voor wat smakelijke geroosterde herfstblaadjes. Ik liet het mij allemaal goed smaken en na bijgepraat te hebben met mijn familie kroop ik een beetje waggelend het logeerholletje in.
Ik had me in tijden niet zo ontspannen gevoeld en viel in een diepe slaap. In de vroege ochtend woelde ik wat onrustig in mijn bed, steeds mijn neus wat ophalend. Wat kriebelde daar toch de hele tijd?
Geïrriteerd deed ik mijn ogen een beetje open en ik voelde aan mijn neus. Mijn pootje greep de oorzaak van het kriebelen, een prachtige veer, met een grijze glans. Hoe kwam die nou daar terecht?
Nu ik wakker was, realiseerde ik me ineens dat ik een wat branderige lucht rook. Ik stak mijn koppie door het holletje en zag wat rookpluimen. Was dat nou brand? Ik wreef een paar keer goed in mijn ogen. Ja, er leek toch echt iets in brand te staan!
Zo snel als ik kon, sprong ik richting de plek des onheils. De barbecue stond in lichtelaaie en ik pakte snel de emmer met zand die ernaast stond en doofde het vuur. Dat had heel anders af kunnen lopen! Wie had me wakker gemaakt? Wie had die veer onder mijn neus gedrukt? Ik wilde hem graag bedanken!
V
Manuel Marmot

Wauw, wat een geluk had Evert zeg, dat hij wakker werd van dat gekriebel. Dat had heel anders af kunnen lopen zeg!” zei Els. De vrienden knikten allemaal instemmend. “Laten we nog even een rondje eikeltjesthee doen om bij te komen van dit verhaal” stelde Wokkie voor. Samen met Wikkie liep hij voorzichtig naar binnen om de thee te zetten.
Even later kwamen ze naar buiten met een heerlijk geurende pot thee en lekkere koekjes. Want bij een kopje thee hoort natuurlijk ook iets lekkers. De kabouters schonken voor iedereen een dampende kop in en in stilte werd deze dankbaar gedronken.
Uiteindelijk verbrak Manuel Marmot de stilte. Hij schraapte zijn keel. “Ik zou nu wel graag mijn verhaal willen vertellen. Ik denk dat ik er wel aan toe ben na die heerlijke eikeltjesthee”.
Zoals jullie weten houden wij marmotten van warme zomers en heerlijke zonnestralen. Als het kouder wordt, verzamelen we heel veel eten en doen dan een winterslaap. Het liefst op een plek waar je veilig bent en je fijn voelt.
Op dat moment had ik nog geen lekker plekje gevonden waar ik dat het beste kon doen. Ik was al op zo veel plekken geweest, maar had nog niet hét plekje gevonden waar ik mij thuis kon voelen. Dus ging ik op zoek naar een plekje om lekker warm te worden en waar ik kon overwinteren.
Uit zeer betrouwbare bronnen had ik vernomen dat dit richting het zuidoosten moest zijn. Dus ik nam het hoognodige mee. De rest van mijn spullen liet ik inpakken door ‘verhuisbedrijf Rat & co’. Zo begon ik, niet al te zwaar beladen, aan mijn avontuur naar het zuidoosten van het bos.
Ik wist dat het daar prachtig zou zijn. Vanuit het hoogste puntje kon je de witte toppen van de bomen zien. Het was daar vaak wat kouder en witter dan wat ik gewend was. Gelukkig had ik daar al van te voren rekening mee gehouden. Ik had al flink gegeten voordat ik aan mijn tocht begon, zodat ik een speklaag zou hebben, dus ik maakte me om de kou geen zorgen.
Er werd mij verteld dat de zomers er ook prachtig warm en groen zouden zijn, dus ik was vooral benieuwd wat ik zou aantreffen. Zou ik er een fijn plekje kunnen vinden waar ik mij thuis zou voelen?
Na een lange reis, waarbij ik soms wel even tot rust moest komen, kwam ik uiteindelijk aan in het zuidoosten van het bos. Het uitzicht was inderdaad prachtig.
Aan de voet van een grote boom zette ik mijn spullen neer en keek om mij heen. Het was een drukte van jewelste. Overal waren dieren actief bezig met bewegen. De een nog fanatieker dan de ander.
Soms waren er dieren bij die, net zoals ik, al goed in de wintervoorraad hadden zitten te snoepen. Begrijp me niet verkeerd, ik ben zeker een voorstander van body positivity, maar een beetje gezond door het leven is zeker een goede instelling.
Ik bedacht dat ‘gezonder de winter in gaan’ wel een beter idee zou zijn. Zo kon ik de hele winter heerlijk slapen en als ik dan wakker zou worden kon ik mij, zonder mij daar schuldig over te voelen, te goed doen aan al het lekkers wat ik verzameld had. Dat leek mij een goed plan.
Zo gezegd, zo gedaan.
Ik klom naast Herman het Hert en Viktor Vos op een soort fiets waar je heel hard, maar ook rustig op kon trappen. Het rare was dat je niet vooruit ging, maar gewoon op dezelfde plek bleef staan. Zo kon je ook nog een beetje met elkaar kletsen zonder dat je moest opletten waar je heen ging of dat je niet tegen iemand aan botste. Super handig.
Met een rood hoofd van de inspanning stapte ik van de fiets en nam een slokje water. Bij de kraan ontmoette ik de familie van Trippeldetrap. Ze waren met een groot aantal muisjes naar het zuidoosten van het bos gekomen op zoek naar het mooiste en kleinste bloemetje die daar zou moeten groeien.
De tocht naar dit bloemetje was voor de kleinsten te ver, dus besloot ik te helpen. Ik kreeg instructies mee waar ik op moest letten. Het was een edel bloemetje vertelde vader Trippeldetrap mij en als je het eenmaal had gevonden en geplukt, klonk er tussen de bomen door een wijsje. Zo wist je direct dat je de juiste bloem had geplukt.
Voordat ik op pad ging zorgde ik ervoor dat ik voldoende energie had en zo fit mogelijk mijn tocht kon voortzetten. Gelukkig waren er voldoende activiteiten die ik kon doen om mijn spieren, die ergens verstopt zaten, weer aan het werk te zetten.
Mijn mindset werd nog positiever en het duurde niet lang of ik voelde mij fit genoeg om aan mijn tocht te beginnen.
Ik ging op pad. Helaas verliep de weg er naar toe wat hobbelig. Er waren weinig andere dieren die ik om de route kon vragen en soms keken ze me aan alsof ik een andere taal sprak. Niet iedereen was even aardig op mijn route. Ik kwam bij een brug en wist dat ik de overtocht moest maken.
Pootje voor pootje schuifelde ik naar de overkant. Plots liet het touw los waar ik mij aan vast hield. Ik kon nog net de sprong maken om aan de overkant te komen.
Buiten adem ging ik op de grond zitten. Waar was ik nu toch weer beland? Ik keek om mij heen en zag onder aan een grote boom iets glinsteren. Het was een prachtige veer!
De veer lag met zijn puntje naar rechts en ja hoor! Het zal toch niet! Daar in het gras verscholen groeide het bloemetje wat ik zocht. Wat een geluk! Ik plukte de bloem en hoorde heel zacht een prachtig, edel, wijsje.
Met de veer onder mijn arm en de bloem dicht tegen mij aangedrukt vervolgde ik mijn tocht naar huis.
VI
Neil Nachtuil

Na het verhaal van Manuel Marmot waren de vrienden allemaal even stil. Het prachtige wijsje had indruk gemaakt. Els de Eend zat het zelfs nog wat na te neuriën. Het bleef echt in je hoofd zitten dat liedje.
Het bleef wel bijzonder dat er op zo veel verschillende plekken van die mooie veren waren gevonden. Het zilveren laagje was misschien nog wel het mooiste van de veer. Dit sprankelde en glinsterde als de zon er zachtjes op scheen.
Die zon was in de loop van de uren al wat gaan zakken. Wikkie en Wokkie keken om zich heen. Het liep al bijna tegen de avond en dat hadden ze niet eens doorgehad door al die mooie en bijzondere verhalen. Ze bedachten dat het goed was om eerst maar eens even wat te eten samen. Daarna zouden ze dan verder kijken wat ze met al die gevonden veren aan moesten.
“We hebben vast genoeg eten in huis om al onze vrienden te voeden Wokkie” zei Wikkie. “Het is nu ook wat te laat om nog te gaan zoeken, dus laten we kijken wat we nog in de kastjes hebben”.
Gelukkig had Wikkie een boekje bewaard, nog uit zijn studententijd, waarin recepten stonden die goed te bereiden waren voor grote groepen. Het werden bonen met spek en lekker veel brood erbij. Gelukkig hadden ze een grote vriezer, wat ideaal was voor dit soort omstandigheden.
Buiten in de tuin werd het al snel donker. De vrienden kropen om de gedekte tafel heen en staken de kaarsjes aan. Wat een gezelligheid, zo onverwachts en samen met elkaar.
Wikkie en Wokkie kwamen naar buiten met het eten en zetten dit op tafel. Neil Nachtuil keek verwonderlijk op. “Dit heb ik al eens eerder gegeten” zei hij. “Wat toevallig!” En terwijl ze genoten van het avondeten, vertelde Neil waar hij deze maaltijd al eens eerder had gegeten.
Het was in een prachtig plaatsje langs de rand van het bos, daar waar de zee de bosrand raakt. Ik was uitgenodigd om te blijven dineren bij een kapitein. “Dineren is een luxer woord voor eten” legde Neil aan de andere dieren uit, die wat vragend zijn kant op keken.
“Het is wel grappig dat we nu dit eten onder deze prachtige sterrenlucht”. “Dat doet me denken aan het moment dat ik in aanraking kwam met de veer”.
“We zaten buiten, eigenlijk net zoals nu, aan een grote lange tafel. Boven ons was er een prachtige lucht vol met sterren te zien. Het was zo helder dat je alles kon zien”. Neil wees hoog in de lucht voor de andere dieren. “Kijk, als je goed kijkt zie je daar een steelpannetje, dat heet ‘De Grote Beer’ . Die bestaat uit 7 heldere sterren”.
Neil ging verder met aanwijzen. “Ook Cassiopeia kun je duidelijk zien” zei hij. “Cassiowatte?” vroeg Manuel Marmot. “Cassiopeia” zei Neil. “Dat is het sterrenbeeld die lijkt op een grote W”. “Kijk maar, daar zie je het”.
Alle andere dieren keken naar boven en ja hoor, daar boven aan de hemel stond een grote W. “Wauw” zei Manuel. “Dat wist ik helemaal niet”.
Neil glimlachte en keek nog eens naar boven. “ Weet je welke ster je eigenlijk niet kan missen?” De andere dieren keken hem vragend aan. “De Poolster!”
“Dat is een gigantisch lichtgevende ster die ook nog eens het noorden aangeeft” zei Neil. “Je kan de Poolster spotten door De Grote Beer te zoeken en een lijntje van de twee buitenste sterren van de pan naar boven te trekken. De eerste heldere ster die je tegenkomt? Dat is de poolster!”
“Jeetje” zei Evert de Eekhoorn “Hoe weet jij dit allemaal?”
“Ik wist het eerst ook niet” vertelde Neil, “maar ik ben me na het avontuur bij de kapitein erin gaan verdiepen”.
Nu waren de vrienden wel erg benieuwd naar het verhaal van Neil. “Ga er maar even lekker voor zitten” zei Neil.
“Ik was dus uitgenodigd bij een bevriende kapitein voor een heerlijk diner. We zaten aan die lange tafel met veel mensen en genoten van het eten en drinken.
Ik had iets te diep in het glaasje gekeken tijdens het eten waardoor ik op een gegeven moment wat onderuitzakte op mijn stoel. Ik keek naar boven en zag een prachtige sterrenhemel. Eigenlijk net zo als nu.
Gehypnotiseerd door deze fonkelende sterren viel mijn oog op een ster die leek te bewegen. Het leek te knipogen als ik ernaar keek. Eerst dacht ik dat het aan de overheerlijke eikeltjeswijn lag, maar na een tijdje niets meer gedronken te hebben, was het knipperen nog steeds niet voorbij. Ik begon aan mijzelf te twijfelen en vroeg mijn buurman om met mij mee te kijken. Hij zag het ook!
Onze tafelheer vertelde ons dat het waarschijnlijk een satelliet zou zijn. Iets wat in de ruimte rondzweeft en ons allemaal in de gaten houdt. Een bijzonder verhaal vond ik dat. Zo interessant zijn wij toch niet met z’n allen?
Daar dachten mijn tafelgenoten wel anders over. Toen zij dat hoorden, schoten ze onder tafel zodat ze niet gezien zouden worden. Angstig bleven ze daar zitten.
Ik bleef rustig zitten en keek weer naar boven. Als ik dan toch in de gaten gehouden werd, dan mochten ze mij ook van mijn mooiste kant zien. De kapitein pakte een apparaat die hij in het raam had staan. Het heette een telescoop en het zorgde er voor dat je de sterren van heel dichtbij kon zien. Hierdoor kon ik het knipperende lichtje, daar hoog in de lucht, nog beter in de gaten houden. Fascinerend was dat!
Het knipogen was afgelopen en het leek alsof de ster (of satelliet dus) groter was geworden. Het leek dichterbij te komen! Het had ook een soort staart achter zich aan!
Geschrokken viel ik van mijn stoel. Ik begon te roepen naar mijn tafelgenoten. Ook zij keken van schrik omhoog en zagen precies hetzelfde als wat ik zag. Het lag dus toch niet aan de hoeveelheid eikeltjeswijn.
De satelliet of ster (we wisten nog steeds niet precies wat het was) werd steeds groter en leek op ons af te komen. Het werd steeds lichter in de lucht en op een gegeven moment leek het alsof de lucht in brand stond.
Mijn tafelgenoten zaten nog steeds onder de tafel. Bang voor dat ze gezien zouden worden maar ook niet wetende wat er zich, op dit moment, boven hun hoofd afspeelde.
Op één of andere manier bleef ik naar boven kijken. Het was zo angstig, maar ook zo gaaf om te zien wat er gebeurde.
Op het moment dat de lucht verlicht was en het leek alsof we allemaal verpletterd zouden worden, week het af. Met een grote klap belandde het niet bovenop ons, maar vlak bij de zee. De lucht kleurde zwart en de nacht was weer terug.
We keken elkaar aan en vroegen ons af wat er dan nu was gebeurd. Ik stelde voor om toch eens te gaan kijken bij de zee. Ik was toch wel erg benieuwd. Een aantal tafelgenoten wilde wel met mij mee en samen liepen we naar de plek van inslag.
Daar zagen we een mega gat in de grond. Het leek op een brokstuk vanuit de ruimte. De aarde er omheen was nog roodgloeiend en we durfden allemaal niet te dicht bij te komen. Opeens zag mijn oog iets glimmen. Ik liep erheen en zag iets verstopt onder het zand. Het leek mij aan te kijken.
Ik veegde het zand weg en zag een prachtige, zilveren veer. Had deze veer iets te maken met het feit dat het brokstuk ons niet geraakt had? Het leek plotseling van richting te zijn veranderd. Had deze veer, of de persoon die deze veer achter had gelaten, daar iets mee te maken?
Het hield mij genoeg bezig om de veer mee te nemen. Ik had het gevoel dat de veer mij nog iets kon brengen”.
VII
Eisbert IJsvogel

Ademloos hadden de vrienden geluisterd naar het avontuur van Neil Nachtuil. Wauw, wat wist hij veel en wat had hij veel geleerd. Ze waren er allemaal wel een beetje jaloers op.
Tijdens het luisteren waren ze helemaal vergeten te eten. Gelukkig was het eten nog warm en de vrienden deden zich tegoed aan het voedsel wat op tafel stond.
“Pff’…” zei Els de eend. “Ik zit zo vol, ik kan niet meer!”
“Better de bûk te barsten, as it iten bedoarn” hoorde zij aan de andere kant van de tafel. “Huh? Wat zeg je nou?” zei Els. “Ik kan er niets van verstaan!”
Eisbert IJsvogel stond op en nam plaats naast Els. “Haha, ja dat zeggen wij voor als iemand zijn eten niet op kan” vertelde hij. “Wij praten allemaal zo, daar waar ik vandaan kom. Je moet er even aan wennen, maar het is echt een toffe taal”.
Els vond het wel interessant zo’n vogel die een andere taal sprak en draaide zich geïnteresseerd zijn kant op. “Vertel eens” vroeg zij. “Waar kom jij dan vandaan en wat doe je hier?”
“Wêr komst ik wei?” zei Eisbert. De dieren keken hem vragend aan. “Oh ja, dat verstaan jullie nog niet zo goed” lachte hij. “Ik zei, waar ik vandaan kom? Ik kom uit een plek waar heel veel water is en waar ze, als het heel koud is, kunnen schaatsen op het ijs”.
“Schaatsen?” riepen de dieren. “Wat gaaf! Dat het water bevroren genoeg is, hebben we al zo lang niet meer meegemaakt”.
“Nee, gelukkig niet” zei Els. “ Het kostte me altijd best veel moeite om, als ik niet naar het warme zuiden vloog, een plekje te vinden waar ik nog lekker in het water kon zitten en visjes kon vangen”.
“Ja, ik snap wat je zegt Els” zei Eisbert. “Maar waar ik vandaan kom, zijn ze dol op ijs én schaatsen. Ze hebben zelfs een tocht bedacht waarbij je langs 11 plekken moet gaan, schaatsend!” Eisbert stond op en deed net alsof hij al schaatsend langs de vrienden aan tafel ging. Manuel viel bijna van zijn stoel af van het lachen. “Dat ziet er echt heel grappig uit Eisbert!”
”In bytsje bryk is in minske lyk” mompelde Eisbert. “Dat betekent dat niemand perfect is” zei hij er achteraan met een grote glimlach. “Dat doet mij denken aan het moment dat de veer op mijn pad kwam”. Eisbert ging weer op zijn eigen plekje zitten en schonk nog een lekker kopje eikeltjesthee in.
“Het was de afgelopen nachten zo koud geweest dat je ‘s nachts je wollen sokken gewoon aan kon houden” vertelde Eisbert. “Van die kou werden we allemaal erg enthousiast, want misschien zou het dit jaar wel kunnen. Misschien zouden we weer kunnen schaatsen van plek naar plek zodat we de beroemde 11stedentocht weer konden houden. Elk jaar spande het er om of het ijs dik genoeg zou zijn. Het ijs moest minimaal net zo dik zijn als dat mijn snavel lang is. Eisbert legde zijn snavel op tafel. “Wauw” zeiden de vrienden. “Dat is wel een goede dikte zeg! Daar moet het echt goed voor vriezen".
“Er zijn een aantal hoofdvogels die dat checken en groen licht geven als het echt zover is” zei Eisbert. “En ja hoor, die ochtend kregen wij allemaal het bericht te horen!” Eisbert was inmiddels gaan staan. “It giet oan!” riep hij over de tafel. Uit het enthousiasme van Eisbert snapten de vrienden dat het betekende dat het door kon gaan.
“Ik ging natuurlijk ook mee doen." zei Eisbert. "Ik moest en zou langs al die elf plekken schaatsen om mee te doen aan deze tocht. Helaas had ik nog weinig schaatskilometers af kunnen leggen, maar op karakter lukte het mij vast wel.
Er kwam een tijd dat iedereen aan de start moest staan. Zo gezegd, zo gedaan. Wij stonden met z’n allen te klappertanden van de kou, maar waren warm van binnen, klaar voor het startsein. “3-2-1.. GO!” Daar gingen we.
De eerste paar kilometers gingen mij goed af. Ik kon mee schaatsen met vrienden van mij en die hadden er flink de vaart erin.
Halverwege zag ik het niet meer zitten. Het kostte mij zo veel moeite en ik was nog maar op de helft. Hoe kon ik dit nou volbrengen binnen de tijd? Ik bedacht een ander plan. Was het ook valsspelen als je een andere route zou doen? In principe blijf je schaatsen toch?
Eisbert keek de tafel rond. Els de Eend zat heftig met haar hoofd te schudden. “Nee, dan speel je toch echt vals Eisbert” zei ze.
“Tja, op dat moment leek het een goed plan” zei Eisbert. “Ik ging van de route af en had een binnendoor weggetje gevonden. Ik schaatste rustig en beheerst en voelde mij op mijn gemak daar op dat mooie, dikke ijs.
Totdat ik op een plek kwam waar het ijs wat donkerder leek. Ik probeerde daar zo snel mogelijk overheen te gaan, want ik zag aan de andere kant al één van de plekken staan waar ik mijn stempel moest halen. Helaas begon het ijs onder mijn schaatsen te kraken en te piepen. Dit was niet slim van mij! Hier was het ijs natuurlijk niet gecheckt door de hoofdvogels.
Op het moment dat ik bedacht dat het misschien slimmer was om terug te keren en de tocht normaal voort te zetten, brak het ijs onder mijn schaatsen.
Het scheurde en onder mij was er plotseling geen ijs meer, maar ijskoud water waar ik in terecht kwam. Ik was op een zwak punt in het ijs terecht gekomen.
Hoe kon ik zo dom zijn! Ik had mij gewoon aan de route moeten houden en niet vals moeten gaan spelen, omdat ik het te zwaar vond. Nu lag ik hier in het water en niemand kon mij helpen. Als ik dit toch over had kunnen doen!
Plotseling zag ik iets glinsteren aan de zijkant van het ijs. Ik probeerde uit het water te komen maar elke keer als ik op het ijs wilde klimmen, brak het weer af. Ik maakte als het ware een wak in het water, dat steeds groter begon te worden.
Ik kreeg mijzelf met geen mogelijkheid meer op het droge land. Werd dit dan mijn einde? Ik probeerde dichterbij dat glinsterende ding te komen zonder dat het ijs verder af zou breken. Ik kon uiteindelijk met mijn snavel het ding vast pakken. Het bleek net zo’n prachtige veer te zijn als in jullie verhalen. Maar deze veer zat nog ergens aan vast!
Zo kon ik misschien wel uit het wak komen.
“As it net kin sa’t it moat, dan moat it mar sa’t it kin” zei ik tegen mijzelf. Hij keek de kring rond en zag vragende gezichten. “Als het niet kan zoals het moet, dan moet het maar zoals het kan”
Ik pakte de veer en trok mijzelf voorzichtig uit het wak. Hoe kon deze veer sterk genoeg zijn om mij uit het wak te trekken? Ik keek aan het eind van de veer en zag dat de veer klem was gelegd onder een grote hoop stenen. Dat had ervoor gezorgd dat het sterk genoeg was om mij op het droge te krijgen. Wat een gelukje!
Ik vervolgde mijn route, zoals hij hoorde, en kwam uiteindelijk als laatste binnen. Ik nam de veer mee als aandenken en nam mij voor om nooit meer vals te spelen of een binnendoor weggetje te nemen”.
VIII
De ontmoeting
Wikkie en Wokkie keken de kring rond. Iedereen had zijn verhaal gedaan en elk van hen had zo’n bijzondere veer in hun handen.
“De grote vraag is nu natuurlijk van wie deze prachtige veren zijn” zei Els. “Ze hebben ons allemaal verder gebracht tijdens onze reis en nu is het tijd dat ze weer terug gaan naar de persoon van wie ze zijn”.
Wikkie en Wokkie keken elkaar aan. Als je elkaar al zo lang kent, zijn woorden soms niet nodig. Toen stond Wikkie op. "Ik denk dat wij wel weten van wie deze prachtige veren zijn. Laten we met zijn allen naar de open plek in het bos gaan, dan zullen wij jullie aan hem voorstellen”.
Zo gezegd, zo gedaan.
In een bonte stoet liepen ze met zijn allen naar de binnenplaats diep in het bos. De dieren waren wat zenuwachtig, maar vooral nieuwsgierig wie ze daar aan zouden treffen.
Naarmate ze dichterbij de binnenplaats kwamen, hoorden ze een prachtig opera-gezang. “Waar kwamen die mooie klanken vandaan?” vroeg Manuel zich af.
“Moet je daar kijken!” riep Neil en de vrienden keken allemaal de kant op die Neil aan had gegeven. Hij wees naar de zijkant van de open plek. “Nog meer van die prachtige veren!”
Voorzichtig liepen de vrienden naar de kant waar ze de glinstering hadden gezien. Het waren inderdaad dezelfde veren, maar deze veren lagen niet stil, ze bewogen! De veren zaten vast aan…

“Jan?” zeiden Wikkie en Wokkie tegelijkertijd. Jan de Pauw draaide zich om. Hij was zich aan het klaarmaken voor zijn laatste optreden in het bos.
Zenuwachtig liep hij heen en weer, zijn stem warm zingend. Zo nu en dan stopte hij en keek zuchtend om zich heen. Naast hem, een beetje aan de zijkant, stond Hieke de Haas, te springen en te hupsen. Zij was Jan zijn grootste fan en had een spandoek in haar handen. “Go Jan, go Jan” moedigde Hieke aan. “Je kan het! Ik geloof in jou!” Het grote spandoek zorgde voor een lach op Jan zijn gezicht.
Wikkie en Wokkie liepen naar Jan en vertelden hem wat zij net allemaal te horen hadden gekregen van hun vrienden uit het bos. Eén voor één liepen de de dieren naar Jan toe en gaven hem zijn verloren veren terug. Ze bedankten hem voor zijn hulp en wensten hem succes met zijn optreden.
“Wat fantastisch dat jullie al mijn veren hebben teruggebracht. Ik kon dit extra steuntje zeker even gebruiken” zei Jan de Pauw. Hij stopte blij al zijn missende veren weer in zijn verendek en schudde ze goed op zijn plek. Toen bekeek hij zichzelf goedkeurend in de spiegel.
Door de lieve woorden van alle dieren én zijn prachtige veren voelde hij zich compleet en tevreden.
Zonder angst en vol overgave liep hij naar de open plek en nam zijn positie in. Met een dankbare glimlach keek hij achterom naar Wikkie, Wokkie en alle dieren.
Hij spreidde zijn veren, haalde diep adem en begon met zingen.
Colofon
Geïnspireerd op 'de avonturen van Wikkie en Wokkie' door Jan Rijpstra
- Geschreven door
- Sanne Lietmeijer-Rijpstra
- Pien Ramhorst-Rijpstra
- Thomas Rijpstra
- Jaar van uitgave
- 2024
- Illustraties
- Sanne Lietmeijer-Rijpstra